Rondom Koningsdag is het oranjetipje meestal wel te vinden. De voorjaarsvlinder vliegt tussen half april en eind mei, maar de eerste exemplaren in Drenthe verschenen eind maart al onder andere op het Drouwenerzand en in het Fochteloërveen.
Door veranderingen in het klimaat komt de voorjaarsvlinder steeds eerder tevoorschijn. Het oranjetipje overwintert als pop, net zoals bijvoorbeeld het klein koolwitje en het bont zandoogje. Het moment van ontpoppen hangt af van de temperatuur.
Boerenland
Het oranjetipje is een van de twaalf boerenlandvlinders, vlindersoorten die in bloemrijke graslanden leven. Andere leden van de club zijn het zwartsprietdikkopje, het groot dikkopje, het klein geaderd witje, de kleine vuurvlinder, de bruine vuurvlinder, het bruin zandoogje, het oranje zandoogje, het icarusblauwtje, de argusvlinder, het koevinkje en het hooibeestje.
Voorkeur
Een aantal van deze soorten neemt in aantal af maar het oranjetipje neemt juist toe. De vlinder heeft een voorliefde voor bomen en struiken in de buurt. Niet verrassend, want dat is de plek waar de pop een plekje moet vinden om te overwinteren en bomen en struiken blijven over het algemeen wel staan. De vlinders drinken de nectar uit paardenbloemen, echte koekoeksbloemen, look-zonder-look en pinksterbloemen.
Levenscyclus
Vrouwtjes paren maar één keer. Na de paring gaat het mannetje op zoek naar een nieuw vrouwtje. Het vrouwtje gaat op zoek naar een geschikte plek om haar eitjes af te zetten. Dat doet ze vooral op grote, opvallende exemplaren van de pinksterbloem en look-zonder-look op een zonnige en beschutte plek. Ze laat één eitje per plant achter, precies onder de bloemknop. Omdat een plant niet voldoende voedsel heeft voor meerdere rupsen, scheidt het eitje een stof af die ervoor zorgt dat andere vrouwtjes de plant overslaan.
Overwinteren
Uit het eitje komt een rups tevoorschijn die zich eerst voedt met de eierschaal en zich daarna tegoed doet aan de zaden en zaaddozen van de plant waarop hij zit. In juni verlaten de rupsen de waardplanten en zoeken ze naar een plek waar ze veilig kunnen verpoppen. Een pop kan niets en wordt daarom goed verstopt tussen de planten of op de grond waar het de komende maanden ongeschonden moet doorkomen.