Toen natuuronderzoeker en -liefhebber Harry Boerma eergisteren in de bossen bij Borger wandelde, werd zijn aandacht in een beschermd gebied van het bos getrokken door drie geparkeerde fietsen. Als hij vanuit de bosjes geroezemoes hoort en tussen de bomen door een kijkje neemt, treft hij drie jongens aan. Als Boerma vraagt wat ze daar doen, wijzen de jongens hem op een bijzondere vondst: twee reekalfjes.
De jongens speuren naar takken om een hut van te kunnen bouwen, maar treffen de reekalfjes aan. De diertjes zitten vlak bij elkaar, maken zich zo klein mogelijk en houden zich tussen de begroeiing schuil. Boerma schrikt als hij de reekalfjes ziet en vraagt aan de jongens of ze de kalfjes ook hebben aangeraakt. "Nee meneer, echt niet", drukken ze hem op het hart. Boerma legt hen daarna uit waarom het zo belangrijk is om dat niet te doen, omdat het aanraken van reekalfjes de overlevingskansen kan doen slinken, omdat de moeder ze daarna mogelijk niet meer accepteert.
'Had verkeerd kunnen aflopen'
De jongens schrikken van Boerma's uitleg en zijn blij dat ze de kalfjes met rust hebben gelaten. Als de jongens vertrekken, haalt Boerma zijn wildcamera op en hangt deze aan een boom om te kijken hoe het de reekalfjes vergaat. Een kwartier later ziet hij op de beelden dat de reegeit terugkeert naar haar kalfjes. Die horen hun moeder aankomen en springen enthousiast op. Als ze willen drinken, houdt de moeder haar kalfjes eerst nog af, maar uiteindelijk ontfermt ze zich weer over haar jonkies.
"Het had helemaal verkeerd kunnen aflopen als de reekalfjes wél waren aangeraakt", zegt Boerma, nadat hij de beelden op zijn wildcamera nog eens bestudeert. "Gelukkig was er ditmaal sprake van een gelukkige hereniging", stelt hij tevreden vast.