De bodemhapper is weer opgeruimd, de laatste 'happen' zijn uit de Drentsche Aa gehaald voor een grootschalige inventarisatie van rivierpriklarven. De resultaten stemmen Peter Paul Schollema, aquatisch ecoloog bij het waterschap Hunze en Aa's, positief. Zelfs na de hittegolven van de afgelopen jaren zijn de larven van de beschermde vis nog steeds met duizenden in de Drentsche Aa aanwezig.
De inventarisatie van rivierprikken in Drenthe is afgerond. Eens in de drie à vier jaar telt Schollema in samenwerking met Wageningen Marine Research de larven van de rivierprik op honderdvijftig verschillende locaties. Deze liggen verspreid over een 7,5 kilometer lang traject in het Gasterensche diep en het Oudemolensche diep. Dit zijn de enige beektrajecten in Noord-Nederland waar rivierprikken hun eitjes leggen en jonge larven in de beekbodem opgroeien. Het is een bijzondere vissoort, ze leven al driehonderdzestig miljoen jaar op aarde en zijn waarschijnlijk de oudste nog bestaande werveldieren ter wereld. Het lichaam is slang-achtig, heeft geen schubben en de volwassen prikken hebben een zuigmond met puntige tanden.
Aanzienlijk aantal
De vorige inventarisatie vond plaats in 2017. "We hebben toen negentien larven geteld", zegt Schollema. "Dit jaar hebben we er twintig geteld. Dat is heel mooi, het is de op een na beste ronde sinds het begin van de tellingen in 2006." Het aantal gevonden larven uit het meetgebied wordt doorgerekend voor de rest van het gebied. "Dan kom je uit op in ieder geval zo'n twintigduizend larven, een aanzienlijk aantal."
Kleine Dracula's
Schollema: "We moeten zuinig zijn op deze vissen. Het zijn hele mooie indicators voor de vrije vismigratie tussen de Waddenzee en de Drentse beken. Nadat ze drie tot vier jaar als larve in de beek hebben geleefd trekken ze naar zee. Voordat ze aan de reis naar zee beginnen maken ze een wonderbaarlijke metamorfose door. De bruine, blinde larven krijgen ogen, een zilveren kleur en een raspbek. Eenmaal op zee hebben ze een parasitaire levenswijze. Ze zuigen zich aan andere vissen vast met hun kenmerkende raspbek en drinken bloed en lichaamsvocht bij hun gastheer. Een soort kleine Dracula's dus. Na ongeveer twee jaar op zee trekken ze weer helemaal vanuit Delfzijl, langs de stad Groningen, direct naar het Gasterensche diep." Hierbij worden de rivierprikken geholpen door een spoor van feromonen (lokstoffen) die door de larven in de beek worden afgegeven. Ze hoeven alleen maar tegen de stroom van het Drentsche Aa-water in het geurspoor te volgen.
Flinke klus
Tijdens de telling wordt een deel van de beek onder handen genomen. Het is een traject van 7,5 kilometer waar om de vijftig meter met een happer een stuk van de bodem wordt gehaald. Vrijwilliger Cindy de Jonge uit Assen heeft een dag meegeholpen bij de inventarisatie. "Dit was de eerste keer, ik had nog niet eerder de larve van een rivierprik gezien." Ze zijn een centimeter of tien lang, ze hebben geen ogen en ze zijn erg beweeglijk. De volwassen rivierprik wordt ongeveer veertig centimeter lang.
De Jonge stond samen met de andere tellers in een waadpak middenin de beek. "Aan mij de schone taak om de lengte van de prikken te meten. Dat gebeurt in een bak, een soort cakeblik, en de bedoeling is dat dit op de millimeter nauwkeurig gebeurt." Behalve de lengte van de dieren worden ook omgevingsfactoren genoteerd, zoals de grondsoort en de aanwezige waterplanten.
Bomen in de beek
"Elf van de twintig larven hebben we in een betrekkelijk klein vak gevonden", zegt Schollema. "Op plekken waar we bomen in de beek hebben gelegd als onderdeel van het project Beek op Peil. Doel van dit project was om de waterstanden te verhogen en tegelijk meer variatie in de beekbodem aan te brengen. Naast zand en slib is ook houtig materiaal een belangrijk bodemsubstraat voor veel waterdiertjes en vissen. Het is een bron van voedsel en een goede schuilplaats. In de Drentsche Aa is houtig materiaal in de beek een zeldzaam verschijnsel geworden omdat het gebied vooral open beekdallandschappen kent waar weinig bomen groeien. Daardoor vallen de bomen niet meer van nature in de beek en moeten we de natuur een handje helpen. Het is mooi om te zien dat de rivierpriklarven, naast vele andere soorten, hier positief op reageren en juist graag in deze trajecten met ingebrachte bomen gaan zitten."
In de toekomst mogen er plaatselijk weer meer bomen langs de beek komen. Dit zorgt voor meer beschaduwing van de beek, wat met de huidige warme zomers bijdraagt aan het koeler houden van het beekwater. Ook kan er op deze manier weer op een natuurlijke manier boommateriaal in de beek terechtkomen.
De volgende grootschalige meetronde van de priklarven staat voor het najaar van 2023 gepland.
Lees ook:
De bodemhapper is weer opgeruimd, de laatste 'happen' zijn uit de Drentsche Aa gehaald voor een grootschalige inventarisatie van rivierpriklarven. De resultaten stemmen Peter Paul Schollema, aquatisch ecoloog bij het waterschap Hunze en Aa's, positief. Zelfs na de hittegolven van de afgelopen jaren zijn de larven van de beschermde vis nog steeds met duizenden in de Drentsche Aa aanwezig.
De inventarisatie van rivierprikken in Drenthe is afgerond. Eens in de drie à vier jaar telt Schollema in samenwerking met Wageningen Marine Research de larven van de rivierprik op honderdvijftig verschillende locaties. Deze liggen verspreid over een 7,5 kilometer lang traject in het Gasterensche diep en het Oudemolensche diep. Dit zijn de enige beektrajecten in Noord-Nederland waar rivierprikken hun eitjes leggen en jonge larven in de beekbodem opgroeien. Het is een bijzondere vissoort, ze leven al driehonderdzestig miljoen jaar op aarde en zijn waarschijnlijk de oudste nog bestaande werveldieren ter wereld. Het lichaam is slang-achtig, heeft geen schubben en de volwassen prikken hebben een zuigmond met puntige tanden.
Aanzienlijk aantal
De vorige inventarisatie vond plaats in 2017. "We hebben toen negentien larven geteld", zegt Schollema. "Dit jaar hebben we er twintig geteld. Dat is heel mooi, het is de op een na beste ronde sinds het begin van de tellingen in 2006." Het aantal gevonden larven uit het meetgebied wordt doorgerekend voor de rest van het gebied. "Dan kom je uit op in ieder geval zo'n twintigduizend larven, een aanzienlijk aantal."
Kleine Dracula's
Schollema: "We moeten zuinig zijn op deze vissen. Het zijn hele mooie indicators voor de vrije vismigratie tussen de Waddenzee en de Drentse beken. Nadat ze drie tot vier jaar als larve in de beek hebben geleefd trekken ze naar zee. Voordat ze aan de reis naar zee beginnen maken ze een wonderbaarlijke metamorfose door. De bruine, blinde larven krijgen ogen, een zilveren kleur en een raspbek. Eenmaal op zee hebben ze een parasitaire levenswijze. Ze zuigen zich aan andere vissen vast met hun kenmerkende raspbek en drinken bloed en lichaamsvocht bij hun gastheer. Een soort kleine Dracula's dus. Na ongeveer twee jaar op zee trekken ze weer helemaal vanuit Delfzijl, langs de stad Groningen, direct naar het Gasterensche diep." Hierbij worden de rivierprikken geholpen door een spoor van feromonen (lokstoffen) die door de larven in de beek worden afgegeven. Ze hoeven alleen maar tegen de stroom van het Drentsche Aa-water in het geurspoor te volgen.
Flinke klus
Tijdens de telling wordt een deel van de beek onder handen genomen. Het is een traject van 7,5 kilometer waar om de vijftig meter met een happer een stuk van de bodem wordt gehaald. Vrijwilliger Cindy de Jonge uit Assen heeft een dag meegeholpen bij de inventarisatie. "Dit was de eerste keer, ik had nog niet eerder de larve van een rivierprik gezien." Ze zijn een centimeter of tien lang, ze hebben geen ogen en ze zijn erg beweeglijk. De volwassen rivierprik wordt ongeveer veertig centimeter lang.
De Jonge stond samen met de andere tellers in een waadpak middenin de beek. "Aan mij de schone taak om de lengte van de prikken te meten. Dat gebeurt in een bak, een soort cakeblik, en de bedoeling is dat dit op de millimeter nauwkeurig gebeurt." Behalve de lengte van de dieren worden ook omgevingsfactoren genoteerd, zoals de grondsoort en de aanwezige waterplanten.
Bomen in de beek
"Elf van de twintig larven hebben we in een betrekkelijk klein vak gevonden", zegt Schollema. "Op plekken waar we bomen in de beek hebben gelegd als onderdeel van het project Beek op Peil. Doel van dit project was om de waterstanden te verhogen en tegelijk meer variatie in de beekbodem aan te brengen. Naast zand en slib is ook houtig materiaal een belangrijk bodemsubstraat voor veel waterdiertjes en vissen. Het is een bron van voedsel en een goede schuilplaats. In de Drentsche Aa is houtig materiaal in de beek een zeldzaam verschijnsel geworden omdat het gebied vooral open beekdallandschappen kent waar weinig bomen groeien. Daardoor vallen de bomen niet meer van nature in de beek en moeten we de natuur een handje helpen. Het is mooi om te zien dat de rivierpriklarven, naast vele andere soorten, hier positief op reageren en juist graag in deze trajecten met ingebrachte bomen gaan zitten."
In de toekomst mogen er plaatselijk weer meer bomen langs de beek komen. Dit zorgt voor meer beschaduwing van de beek, wat met de huidige warme zomers bijdraagt aan het koeler houden van het beekwater. Ook kan er op deze manier weer op een natuurlijke manier boommateriaal in de beek terechtkomen.
De volgende grootschalige meetronde van de priklarven staat voor het najaar van 2023 gepland.