De Hondsrug staat er bekend om: stenen. Drentse zwerfkeien om precies te zijn. Zo groot als de stenen van de hunebedden en zo klein als de keien die op velden en akkers aan de oppervlakte blijven komen.
In het verleden zijn die stenen voor verschillende doeleinden gebruikt. Als slijpsteen in de ijzertijd, om wegen te verharden en als bouwsteen van kerken en torens in de middeleeuwen. Maar ook buiten de provincie: in de achttiende eeuw werden de stenen ingezet voor de kustverdediging.
Bakbeest
Bij Noordbarge ligt zo'n zwerfkei, een immens exemplaar van vier bij vier meter en twee meter hoog. In de steen zitten allemaal gaten. "Er is een tijd geweest dat die stenen ergens anders nog harder nodig waren. Achteraf gezien is dat jammer want het zijn markante dingen", aldus boswachter Evert Thomas.
"De gaten zijn in de steen geboord om er dynamietstaven in te laten zakken om hem zo uit elkaar te laten knallen." Maar dat bleek niet te doen, de steen mist slechts een hoekje. Andere stenen werden wel richting de kust vervoerd.
Wormenvoer
"De paalworm had de houten zeewering aangetast en toen moesten de mensen op zoek naar ander materiaal", legt Thomas uit. "Ze dachten: 'Drenthe ligt vol met keien, laten we dat spul eens gaan roven'."
Inkomstenbron
De keien bleken geld waard en een nieuw beroep was geboren: 'stenenroder'. Met prikstokken struinden mannen akkers en heidevelden af op zoek naar keien die in de bodem verstopt zaten. Grote stenen werden opgegraven.
De keiendelvers bekommerden zich niet om de eigenaar van de grond. Toen de landeigenaren in de gaten kregen dat ze geld konden verdienen aan de keien in het land, verpachtten ze de grond aan de stenenroders.