De twintigste tuinvogeltelling staat voor de deur. Vanaf vrijdag 27 januari tellen vogelliefhebbers gedurende drie dagen de vogelsoorten die zij in de tuin voorbij zien komen. De gegevens die deze tellingen opleveren zeggen iets over de ontwikkeling van vogels in de tuin, en over geschikte manieren om ze te helpen en beschermen.
In aanloop naar de telling nemen we de Drentse top tien van vorig jaar onder de loep. Welke vogels leven zoal in onze achtertuin en wat weten we over die soorten? Vorig jaar eindigde de vink, net als in de landelijke top tien, op de vijfde plek.
Karakter
De vink is een zangvogel uit de familie van de vinkachtigen. Andere familieleden zijn sijzen, haak- en kruisbekken en kanaries. "Vinken gedragen zich vaak onopvallend", vertelt IVN-natuurgids en vogelkenner Boukje Toussaint. "Ze zijn niet agressief bij de voedertafel, wachten op hun beurt en zoeken de grond af naar de restjes. De vink is een echte zaadeter, wat je aan zijn dikke snavel kunt zien."
Bont gekleurd
Vinken broeden tussen half maart en half juli. Meestal hebben ze een legsel met drie tot vijf eieren. Toussaint: "In het voorjaar ziet het mannetje er geweldig uit. De tijd van reproductie is aangebroken en dan moet je opvallen en je onderscheiden. De rest van het jaar zijn de veren fletser van kleur, maar naarmate het voorjaar vordert worden de kleuren geleidelijk feller." Het vrouwtje is minder opvallend van kleur en lijkt op een huismus vrouwtje. Aan de twee witte vleugelstrepen herken je haar.
Nageslacht
Een vinkennest is van gras en mos gemaakt, bekleed met dierenhaar en veren. Het nest zit goed verborgen tegen een tak of verstopt in een struik. Na tien tot veertien dagen kruipen de jongen tevoorschijn. Ze zitten twaalf tot vijftien dagen op het nest voordat ze uitvliegen. In die tijd zorgen beide ouders voor het kroost. Na het uitvliegen leven de ouders en jongen nog een maandje samen.