Om landbouw te verduurzamen moet er een nieuw verdienmodel komen voor de boer. Dat vindt Boki Luske, onderzoeker natuurinclusieve landbouw aan het Louis Bolk Instituut in Bunnik. Ze wil daarbij een brug slaan tussen wetenschap en praktijk: "Boeren hebben vaak allerlei oplossingen waar wetenschappers helemaal niet aan denken."
Natuurprogramma ROEG! gaat deze maand de boer op. In de uitzendingen zie je verschillende boerenbedrijven, waar op een natuurvriendelijke manier gewerkt wordt. Op al deze bedrijven weten de ondernemers op een eigen manier de natuur een plek te geven in hun onderneming. Bekijk hier de eerste uitzending uit de vierdelige serie.
Het Louis Bolk Instituut in Bunnik onderzoekt hoe je landbouw kunt verduurzamen en hoe je zoveel mogelijk rekening kunt houden met biodiversiteit. Luske: "We zijn met ruim vijftig onderzoekers en houden ons bezig met verduurzaming van het hele voedselsysteem. Met de productiekant maar ook met voeding en gezondheid, de hele keten dus. Het begon in de jaren zeventig, vanuit de alternatieve hoek, vanuit het idee dat het voedselsysteem anders moet. Wat wij belangrijk vinden is dat de boer ervaringswetenschapper is. In de praktijk komen vaak heel andere vragen naar boven. En boeren hebben vaak allerlei oplossingen waar wetenschappers helemaal niet aan denken. Dus wij proberen de brug tussen wetenschap en praktijk te maken."
Duurzame landbouw, wat versta je daaronder?
"Ik versta daar in ieder geval onder dat je probeert de natuur zo veel mogelijk te benutten. Dan bedoel ik de functionele biodiversiteit, zoals regenwormen en schimmels in de bodem. Verder is het belangrijk dat je emissies zo veel mogelijk probeert te beperken. En dat je ook iets doet aan het beschermen van vogelsoorten, maar ook insecten en vlinders."
"Het heeft ook met grondgebondenheid te maken. Je kunt een bedrijf opzetten dat los staat van de grond. Waar al het voer wordt aangevoerd en alle mest wordt afgevoerd. Op die plek zelf ben je dan misschien heel efficiënt bezig, maar het voer moet ergens geteeld worden en de afvalproducten, de mest bijvoorbeeld, gaan ook ergens heen. Dus je moet de hele keten in beeld brengen en ook de hectares die ergens anders gebruikt worden meetellen", vertelt Luske. "Dan kom je meteen op iets lastigs. In Nederland is de grond duur, zeker in verhouding met andere landen. En er ligt een grote opgave om te zoeken naar nieuwe balans tussen efficiënte productie en de kwaliteit van onze leefomgeving. Voor ons land in zijn geheel betekent dit een extensivering van de landbouw. En dat is dus wel een heikel punt. Want dan heb je meer grond nodig. Daarnaast moeten we voorkomen dat we de intensieve landbouw die we hier nu hebben, verschuiven naar het buitenland. Het is dus echt zoeken naar een nieuwe balans."
Wat is jouw onderzoeksgebied?
"Ik ben vooral bezig met het thema biodiversiteit. Het gaat dan om de vraag hoe we de landbouw zo kunnen inrichten dat er meer plek is voor biodiversiteit. Een voorbeeld is de wisselwerking tussen natuur en landbouw. We komen er steeds meer achter dat de scherpe scheiding tussen natuur en landbouw die we in Nederland hebben te eenzijdig is. Want wat er buiten de natuurgebieden gebeurt is ook heel belangrijk. Ik houd me daarom veel bezig met overgangsgebieden van landbouw en natuur. Er zijn allerlei samenwerkingen tussen boeren en natuurorganisaties. Neem bijvoorbeeld kruidenrijke graslanden. Dat zijn vaak percelen van natuurorganisaties die worden beheerd in samenwerking met boeren die het maaien of beweiden. Maar het gaat ook om bijvoorbeeld natuurlijke plaagbeheersing in de akkerbouw. Er zijn allerlei soorten insecten die plagen veroorzaken, maar ook nuttige soorten die zo'n plaag bestrijden."
In het tweede deel uit de serie boerenROEG!'s zien we onder anderen Geert Lindenhols, die samenwerkt met lieveheersbeestjes. Tekst gaat verder onder de video.
Je hebt het over extensiveren van de landbouw in Nederland. Is dat echt noodzakelijk als je biodiversiteit wilt bevorderen?
"In mijn ogen wel. Misschien dat op bepaalde plekken in het land intensieve landbouw mogelijk is, maar zeker in overgangsgebieden is het nodig om natuurinclusieve en extensieve bedrijven te stimuleren. Dit soort bedrijven bestaat trouwens ook al, juist op de randen van natuurgebieden. Voor die bedrijven is verdere extensivering niet nodig. Deze boeren hebben veel kennis over natuurinclusieve landbouwvormen en doen precies waar beleidsmakers naartoe willen. Toch worden ze soms als 'piekbelaster' gezien, puur vanwege de locatie van de stal."
Staan boeren daar open voor?
"Meestal werk ik met boeren die koplopers worden genoemd. Dat zijn mensen die graag meewerken en zelf ook nieuwe teeltmethodes en natuurmaatregelen uitproberen. Die hebben vaak heel veel kennis en willen maatregelen nemen om bijvoorbeeld akkervogels een plek op hun bedrijf te geven. Maar ik werk ook met groepen die terughoudender zijn. In de media wordt vaak gesproken over 'de boeren' of 'de landbouw' maar dat is eigenlijk een heel diverse groep."
Is er dan voor een boer nog een boterham te verdienen?
"Dat is natuurlijk de grote uitdaging. En dat is waar de boeren om vragen: 'wat is ons perspectief?' Het hele systeem is ingericht om zo goedkoop en efficiënt mogelijk voedsel te produceren, en heel veel voor de export. Veel verborgen kosten, zoals kosten voor bepaalde vervuiling die in het milieu terechtkomen en bij de waterzuivering voor problemen zorgen, worden nu niet meegerekend."
"Er is dus een systeemverandering nodig en dat kunnen de boeren niet alleen voor elkaar krijgen. De overheid kan daar met subsidieregelingen iets aan doen, maar ook die zijn vaak tijdelijk. Ook de ketenpartijen en de consument zijn onderdeel van dit systeem. Dat maakt het ook zo ingewikkeld. Maar er wordt nu wel hard aan gewerkt aan deze systeemverandering. Zo werken we al een aantal jaar aan een beloningsinstrument voor boeren die natuurinclusief werken. Via kritische prestatie indicatoren (KPI's) krijgen zij dan een iets hogere prijs voor hun producten of bijvoorbeeld rentekorting bij de bank. Ook de Provincie Drenthe hanteert een beloningssysteem voor boeren op basis van KPI's. Op deze manier willen zij bijdragen aan die systeemverandering."
Dan wordt het eten dus duurder.
"Dat kan ik moeilijk inschatten maar het zou best kunnen. Op dit moment wordt veel voedsel in bulk geproduceerd en is het eigenlijk te goedkoop."
Zoeken jullie naar landbouw die helemaal geen bestrijdingsmiddelen meer gebruikt?
"Uiteindelijk wel, maar om daar te komen is minder inzet van bestrijdingsmiddelen ook al een doel. We werken veel met gangbare boeren, want daar valt ook het meest te behalen. Neem bijvoorbeeld de vruchtwisseling. In sommige gebieden van Nederland heb je een hele nauwe vruchtwisseling, bijvoorbeeld 1 op 2. Dat betekent dat je om het jaar hetzelfde gewas op een perceel teelt. Daarmee kun je allerlei bodemgebonden ziektes kweken en moet je dus meer bestrijdingsmiddelen gebruiken. Als je die vruchtwisseling verbreedt, bijvoorbeeld met peulvruchten, dan kun je daar winst behalen. Peulen zijn gewassen die bloeien en bestoven moeten worden, dus dat heeft weer effecten op de biodiversiteit. Veldbonen bijvoorbeeld produceren meer als ze ook bestoven worden dus dan moet je ook een landschap creëren waar die bestuivers kunnen leven."
Is het niet een te romantisch idee? Terug naar het kleinschalige van vroeger?
"Nee, zo zou ik het niet noemen. Volgens mij kun je ook best grootschalige bedrijven hebben, die wel volgens die principes werken. Het zal er wel meer naartoe gaan dat we minder op efficiëntie sturen. Dat is natuurlijk heel erg gebeurd vanaf de jaren vijftig met de ruilverkavelingen, toen is de landbouw en het landschap ingericht op efficiëntie. Uiteindelijk moeten we toe naar een andere balans met meer 'functieverweving': dus niet alleen maar natuur of alleen maar landbouw, maar meer een 'landsharing-principe' zoals ze dat noemen, maar dat betekent niet dat je teruggaat naar vroeger."
Je hoort ook weleens dat je een streep door Nederland moet zetten met aan de ene kant de rijke kleigronden met intensieve landbouw en aan de andere kant de arme zandgronden, en dat moet dan maar natuur worden.
"Zo zie ik dat niet, ik zie de landbouw als een onderdeel van alle gebieden. Het is een basisbehoefte. We moeten alleen goed kijken hoe we die een plek geven in het geheel zonder dat het milieu te veel vervuild wordt. En zodat we bepaalde soorten toch nog kunnen behouden, dat we die niet allemaal over de kling jagen. Dat is niet alleen een opdracht aan de landbouw, maar ook een maatschappelijk probleem waarmee we in ons dagelijks leven veel meer rekening moeten houden."
Wat zijn nu de grootste obstakels als je naar een duurzame landbouw wilt?
"Belangrijkste is dat je voor extensivering meer grond nodig hebt, en grond is duur, want de ruimte is schaars en hoe - maar dat is meteen ook een mogelijkheid - kun je die waardecreatie voor elkaar krijgen? Want boeren krijgen heel weinig voor bepaalde producten. Neem graan. Dat is eigenlijk geen rendabel product, maar voor de bodemkwaliteit is het heel belangrijk. Dat geldt ook voor veldboon, zo'n gewas levert nu eigenlijk te weinig op maar het past wel heel goed in de vruchtwisseling."
"De markt is er nog niet op ingesteld. En dan is er concurrentie van goedkope bonen uit het buitenland. Dat is het lastige: we zijn een klein land, heel erg gericht op export en handel en dat is nu zoeken hoe we dat kunnen inrichten. Dus het is zoeken naar een nieuw verdienmodel."