De Drentsche Aa is een netwerk van beken en diepjes die door het Noord-Drentse landschap stromen. De oorsprong ligt in het Zwiggelterveld en de beek mondt uit in het Noord-Willemskanaal. Onderweg wisselt het water van naam naar gelang het dorp waar het langs stroomt.
Waterschap Hunze en Aa's heeft de bodem van drie Drentse diepjes verhoogd in een poging de natuur in en rondom de beek te verbeteren en de beekdalen te benutten voor wateropvang. Het gaat om het Zeegserloopje, het Anlooërdiepje en het Taarloosche Diep.
Beekbodem
Het Zeegserloopje ontleent zijn naam aan het dorp Zeegse. De beekbodem is afgelopen winter geleidelijk verhoogd tot maximaal een halve meter. Een jaar geleden gebeurde dit ook in het Anlooërdiepje. Peter Paul Schollema van waterschap Hunze en Aa's en Ralph Verdonschot van de Wageningen Universiteit bekijken of daar al effecten van de ingreep zichtbaar zijn.
Schuilen
"We hebben de beekbodem verhoogd met ongeveer veertig centimeter zand waar we houtmateriaal ingebracht hebben", legt Schollema uit. "Dat ligt er nu een jaartje en je ziet mooi dat allerlei processen al aan de gang zijn. De beek verplaatst het zand en je ziet dieptes en ondieptes ontstaan. De houtpakketten zorgen voor wat opstuwing maar het water stroomt door het hout heen. Er ontstaan leuke leefplekjes voor macrofauna, de kleine beestjes in de beek, maar ook voor vissen om in te schuilen. We zijn erg tevreden met deze ontwikkeling."
Tekst gaat verder onder de video:
Houvast
Naast het zand zijn vooral de neergelegde takken belangrijk voor allerlei dieren. "Dat hout zorgt voor een vaste structuur in de beek", aldus Verdonschot. "Bladeren spoelen weg op het moment dat je een hoge afvoer hebt, maar hout blijft op zijn plek. Bovendien is het grillig waardoor er veel plekken zijn waar beesten op kunnen gaan zitten. Je ziet ze zitten, dit zijn een heleboel steenvliegen. Dat is een indicator van een goede waterkwaliteit."
Biodiversiteit
Veel soorten die in dit soort beken voorkomen zijn afhankelijk van relatief snelstromend water. De onderzoekers houden in de gaten of die soorten vooruitgegaan zijn of dat er nieuwe soorten verschijnen. "Bepaalde kokerjuffers zijn erg toegenomen", weet Verdonschot. "Dat zijn de larven van de schietmot, een soort vlinder, die erg van snelstromend water houdt." Als hij zijn schepnet in een bak leegt, zijn nog meer soorten te zien. "Vooral een heleboel vlokreeften. Dat zijn de varkentjes van de beek, ze eten alles op wat ze tegenkomen."
Pilot
Ook in het Taarloosche Diep is de beekbodem verhoogd, maar de ingreep is niet onomstreden. "De drie beken die we nu hebben ingericht, zijn een pilot", vertelt Schollema. "Er ligt een vraag om dit op meer plekken in de Drentsche Aa te doen maar we willen eerst kijken wat er precies gebeurt. Hoe ontwikkelt het zich en levert het ook echt de winst voor de natuur op die we graag willen hebben." De komende vijf jaar worden de effecten onderzocht.