Jaren geleden zag je autovoorruit na een stukje snelweg rijden nog geregeld zwart van de insecten die er tegenaan waren vlogen. Nu is dat wel anders, er blijven veel minder muggen en andere insecten achter op je auto.
"Dat klopt", zegt René Manger van de Vlinderstichting. Hij verwijst naar een Duits onderzoek uit 2017, waaruit bleek dat in een tijdspanne van 27 jaar de hoeveelheid vliegende insecten met 75 procent was afgenomen. Dit werd onder andere gemeten vlak bij de Nederlandse grens. Toch zag je tot voor kort nog libellen en vlinders door Drenthe heen fladderen. Hoe zit dat dan?
Recordmaand
Afgelopen oktober was een recordmaand, legt Manger uit. "Het is nog nooit zo warm geweest in oktober, over de hele wereld ook, dus dat is wel heel bijzonder." Door die warmte kunnen insecten langer door blijven vliegen. Insecten die normaal 'al lang uitgevlogen zouden moeten zijn', zoemen door de uitzonderlijk zachte herfst nog steeds rond.
Daarnaast zijn er ook insecten die 's winters sowieso altijd in Nederland te vinden zijn. Als voorbeeld noemt Manger winterjuffers.
Droge zomers, natte winters
Die opwarming is dus niet voor alle insecten perse een probleem: "Voor de meeste insecten is dat niet zo erg, voor vlinders en libellen is dat bijvoorbeeld op zich niet zo'n drama", vertelt Manger. Sterker nog, hoewel er zeker soorten zijn die verdwenen zijn door de hogere temperaturen, zijn er ook soorten die er juist op vooruit gaan. "Er zijn ook beesten die uit het zuiden komen, die hierheen komen door de warmte en hier prima kunnen overleven."
De drogere zomers die gepaard gaan met de opwarming, vormen daarentegen wel een gevaar, aldus Manger. "De zomers en het voorjaar zijn droger dan vroeger en de winters zijn veel natter. Dus wat je dan krijgt is een opdroging in de zomer." Hoewel het 's zomers heus af en toe nog wel hard regent, verdampt dat ook veel sneller, vertelt hij. "Het lijkt dus alsof het heel aardig gaat, maar dat is dus niet zo want het verdroogt gewoon."
Niet 'in de war'
Daan Drukker van EIS kenniscentrum insecten beaamt de impact van de langdurig droge zomers op insecten. Vooral soorten die afhankelijk zijn van watertjes als beken, vennen, en hoog grondwater leiden onder dit gevolg van klimaatverandering. Dit is goed te meten bij vliegers zoals de maanwaterjuffer en venglazenmaker omdat deze beestjes goed in de gaten gehouden worden.
Toch is de impact van het huidige warme weer op insecten 'niet te meten', aldus Drukker. Zowel hijzelf als zijn collega's merken niet veel van soorten die 'in de war zijn'. Het vermoeden is dat dit warme najaar niet veel invloed heeft op populaties insecten.
Zuidelijke gasten
Maar dat zuidelijke soorten zich steeds vaker in het noorden laten zien, 'staat als een paal boven water', zegt Drukker. Onder de insecten die ons noordelijke landje trekken zijn veel sprinkhanen, vertelt hij, zoals het zuidelijk spitskopje en de zuidelijke boomsprinkhaan. Dat baart niet perse zorgen, want de zuidelijke soorten zijn niet schadelijk voor de rest van de biodiversiteit. Doordat hun vijanden ook namelijk ook naar het noorden toe kruipen, worden de zuidelijke gasten in toom gehouden. Zo worden ze niet invasief.
De andere kant van de munt is dat door de toenemende warmte de soorten die Drenthe thuis noemden ook steeds vaker naar koudere gebieden worden verdrongen, legt Drukker uit. Zo zijn er soorten die de hele zomer lang water nodig hebben, maar daar hier geen toegang meer tot hebben doordat plasjes en andere kleine watertjes opdrogen.