'Heuvel die groeit', dat is wat het woord 'pingo' betekent. Het komt uit het Inuktitut, de taal van de Inuit in Canada. Paul Noort, gids in natuurgebied Appèlbergen, weet alles van dit natuurlijke fenomeen.
Appèlbergen ligt bovenop de Hondsrug, tussen Groningen en Coevorden in. Er is een aantal interessante historische elementen in het landschap te ontdekken, zoals een pingoruïne.
Smeltende heuvels
"Dit is dus een pingoruïne, het overblijfsel van een pingo die er ooit was", vertelt Noort. "Die pingo is uiteindelijk gesmolten, zo kun je het zeggen." Maar hoe kan het dat een heuvel smelt? Dat komt omdat er zich onder de heuvel ijs bevindt. Dat ijs duwt bevroren grond omhoog, waardoor er dus een heuvel ontstaat.
Pingo's komen alleen voor in gebieden waar het erg koud is, zoals bijvoorbeeld Groenland. Lang geleden, tussen 115.000 en 10.000 jaar geleden, was het in Nederland ook koud genoeg om pingo's te laten ontstaan.
Gedurende die periode was de grond tot ten minste twintig meter diep bevroren. Het grondwater stond hierdoor onder enorm hoge druk: door scheuren in de bevroren bodem kwam het water daardoor snel naar boven. Eenmaal in contact met de permafrost bevroor ook dat water, en vormde het zo een heuveltje. Maar nieuw grondwater bleef uit de diepte omhoog wellen, vandaar die 'heuvel die groeit'.
Lange geschiedenis
Op het moment dat het ijs in een pingo smelt, ontstaat er een ringvormige krater. Deze wordt opgevuld met smeltwater. Door een warmer klimaat vinden allerlei soorten planten hun weg naar de voormalige pingo. Al dat groen ontwikkelt zich over lange tijd tot veen. Spoel vooruit naar het heden, en we zien een landschap vol met vennetjes - of eigenlijk, pingoruïnes dus.
Je kunt pingoruïnes in Nederland met name vinden in Friesland, Groningen, Drenthe, en Overijssel.