Het ziet er niet goed uit voor het Schoonebeeker heideschaap. Het ras wordt al jarenlang bedreigd met uitsterven. En omdat een groot deel van de kudde van het Hijkerveld nu besmet is met blauwtong zijn er grote zorgen over het voortbestaan van deze soort.
De schapen die normaal op het Hijkerveld grazen staan er desolaat bij. Van de kudde zijn er nu 53 schapen dood door blauwtong en ruim 200 zijn ziek of herstellende. Het is ruim de helft van de kudde. Het is afwachten of deze dieren het redden. Van de andere gezonde helft is het weer afwachten of zij gezond blijven. "Kijk, die loopt moeilijk, en van die staan de oortjes plat", vertelt herder Freerk Heuker aan de rand van een afgezet stuk gras waar hij een deel van zijn zieke dieren heeft neergezet.
Deze dieren zijn uit de kudde gehaald om ze zo min mogelijk stress te bezorgen en makkelijker te kunnen bijvoeren. Dat extra voer kunnen de schapen goed gebruiken. "Ze vreten wel weer, maar het oogt gewoon niet fris. Het is het allemaal net niet. Deze zijn weer aan het opknappen maar het is een behoorlijke infectie en de klachten blijven maar doorgaan. Elke keer na een behandeling als we denken we hebben ze weer, krijgen we weer een klap terug." Het is nog maar de vraag of deze schapen de blauwtong te boven komen. En als dat zo is duurt het nog weken voor ze terug kunnen aansluiten bij de kudde.
Twee voor twaalf
Voor elke schaapskudde is het verschrikkelijk als er blauwtong rondwaart, maar het Schoonebeeker heideschaap had het al zwaar en verkeert nu helemaal in zwaar weer. "Heb je niet de wolf dan is het wel blauwtong", zucht Heuker. "Het is een zeldzaam huisdierras en ik heb het gevoel dat we weer twintig jaar terug in de tijd worden geworpen. Nederland is de enige plek waar deze soort nog is. Inteelt ligt op de loer. We moeten echt de handen ineen slaan om de soort in stand te houden."
Naast de kudde van het Hijkerveld heeft ook de schaapskudde van het Doldersummerveld, met ook het Schoonebeeker ras, flink last van blauwtong. Veel meer dan afwachten kunnen de schaapherders niet. Maar om de soort te behouden moet er richting het voorjaar wel worden ingegrepen. "Er moet echt gefokt worden. Al zijn er maar twintig of dertig ooien die overblijven, we moeten met elkaar zorgen dat er nakomelingen zorgen. Dus als het maar enigzins kan ga ik aflammeren. Een jaar nu niet gefokt is zo'n teruggang voor de kudde."
Pas later in het jaar weet de herder of de overgebleven schapen sterk genoeg zijn om voor nakomelingen te zorgen.