De geelgors is een zangvogel die zich vooral in Drenthe weet te handhaven. Het is één van de soorten 'die we niet kunnen missen'. Drentse natuurorganisaties hebben een memoryspel uitgegeven met het motto 'Om je geheugen op te frissen, deze soorten kunnen we niet missen'.
Het is onderdeel van de campagne De Kracht van Drenthe. Daarin geven de organisaties een indruk van hun werk, de samenwerking die ze aangaan en de impact daarvan. De komende dagen lichten wij tien van de planten- en dierensoorten uit waar Drenthe trots op is en die baat hebben bij natuurbeschermingsmaatregelen.
Paradijs
Drenthe kan met recht een geelgorzenbolwerk genoemd worden. De provincie herbergt tot 50 procent van de Nederlandse populatie. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is het landschap waarin de geelgors zich thuis voelt steeds meer verdwenen. In het westen van het land komt de vogel niet meer voor. Maar in Drenthe lijkt het kleinschalige boerenland met heggen, houtwallen en bosjes voldoende aanwezig om de geelgors te behouden.
Natuurherstel
Een van de maatregelen die de geelgors ten goede komt, is het inzaaien van akkerranden zodat daar voldoende wintervoedsel te vinden is. Ook wordt op veel plekken ingezet op natuurherstel van boerenland en de ontwikkeling van nieuwe natuur. Zo komen in het natuurgebied Takkenhoogte veel geelgorzen voor, terwijl dit tot 1998 landbouwgrond was.
Verblijf
De geelgors is een broedvogel die het hele jaar in ons land verblijft. In de winter vormen ze wintergroepen op voedselrijke plekken. Tussen half april en begin augustus worden de eieren gelegd. Een paar heeft twee tot drie broedsels per jaar van drie tot zes eieren. Tijdens de broedperiode verblijven de ouders graag in een insect- en zaadrijke omgeving. Ze eten vooral zaden van granen zoals tarwe en haver, en van bomen waaronder de spar, de den en de beuk. In de broedperiode eten ze ook insecten.