In de buurt van bijenkasten neemt het aantal wilde bijen op heideterreinen af. Dat blijkt uit onderzoek dat EIS Kenniscentrum Insecten heeft uitgevoerd op drie heideterreinen van het Ministerie van Defensie, waaronder bij Havelte.
Naarmate de afstand tot de bijenkast toeneemt, neemt het aantal wilde bijen toe en het aantal honingbijen af. Dit wil zeggen dat er sprake is van concurrentie tussen honingbijen en wilde bijen om voedsel. Op basis van het aantal honingbijkasten kan de reikwijdte van deze negatieve invloed voorspeld worden, aldus Nature Today.
Concurrentie
Bestuivende insecten zoals wilde bijen, honingbijen en zweefvliegen zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van stuifmeel en nectar, Die voorraad is niet onbeperkt omdat bloemen tijd nodig hebben om het aan te maken en de insecten om het te verzamelen. De concurrentie die zo ontstaat is een natuurlijke situatie, ware het niet dat honingbijen een 'oneerlijke' uitgangspositie hebben omdat zij in grote volken gehouden worden door imkers.
Heideterreinen
Wanneer de heide in de zomer in bloei staat, plaatsen imkers hun honingbijkasten vaak op heideterreinen. Uit dit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van grote hoeveelheden honingbijen inderdaad een negatieve invloed heeft op de wilde bij.
Het onderzoek is uitgevoerd op drie heideterreinen in Drenthe en Gelderland. Onderzoekers hebben steeds gedurende 45 minuten het aantal honingbijen en wilde bestuivers geteld in stukjes heide van vijftig bij vijftig meter. Daaruit is gebleken dat de dichtheid aan honingbijen afneemt met de afstand tot de dichtstbijzijnde honingbijkasten en dat de dichtheid aan wilde bestuivers juist ongeveer even sterk toeneemt met de afstand.
Richtlijn
Ook bij een klein aantal honingbijkasten geldt al dat het aantal wilde bestuivers afneemt naarmate de bijenkast dichterbij staat. Terreineigenaren die honingbijkasten willen toelaten, kunnen met behulp van de richtlijn van EIS Kenniscentrum Insecten vaststellen hoeveel honingbijkasten zij willen toestaan. Het kenniscentrum adviseert om op niet meer dan vijfentwintig procent van het totale oppervlakte van het natuurgebied concurrentie tussen honingbijen en wilde bijen toe te laten.