Reis mee met Shanty de Slak

  • Shanty de Slak moet altijd op haar hoede zijn, want andere dieren eten haar graag op (Illustratie: Barbera Vis/IVN Natuureducatie)

Het is Kinderboekenweek! Het thema is ‘Reis mee!’. Niet alleen mensen reizen, maar dieren doen dat ook. Waarom reizen dieren? Hoe doen zij dat? Vandaag leren we alles over de slak.

Slakken zijn weekdieren. Dit betekent dat ze een lichaam hebben zonder botten. Hierdoor zijn slakken erg lenig en kunnen ze alle kanten op buigen. Het lichaam van een slak bestaat voor een groot deel uit water. Hierdoor is het lichaam van de slak zacht en kwetsbaar.

Duizend kleine tandjes

Om hun kwetsbare lichaam te beschermen hebben slakken meestal een schelp of een slakkenhuisje op hun rug. Dit beschermt de slak tegen uitdroging en tegen vijanden. Als er gevaar dreigt, dan kruipt de slak snel in zijn huisje en sluit hij het af met een speciaal slijm. Slim bedacht!

Slakken hebben wel vier voelsprieten: twee grote bovenop het hoofd en twee kleine aan de voorkant van hun lichaam. Op de twee grote voelsprieten zitten de ogen van de slak. Met de kleine voelsprieten kan de slak ruiken. De slak heeft ook een mond. Op zijn tong zitten wel duizend kleine tandjes. Hiermee kan de slak bladeren of dode dieren vermalen.

Glijden en klimmen

Slakken hebben één grote sterke voet en een slijmerig laagje op zijn huid. Dit zorgt ervoor dat de slak niet uitdroogt en dat hij makkelijk kan glijden. Door dit slijmerige laagje kan de slak zelfs klimmen. Als hij tegen een muur op wil, dan maakt hij nog een bijzonder stofje aan waardoor hij niet naar beneden valt. Op deze manier kan de slak overal komen. Als de slak zich verplaatst, laat hij een spoor van slijm achter. Als je een slak wil vinden dan hoef je alleen maar het spoor te volgen!

Eten en gegeten worden

Weekdieren leven meestal in het water, maar de slak is ook vaak op het land te vinden. Ze zijn dol op koele plekken en vochtig weer. Je ziet ze bijvoorbeeld na een regenbui, maar als je goed tussen planten en hout kijkt waar het lekker vochtig is, zie je ze daar ook zitten. Dat de slak graag tussen planten zit is niet vreemd. Hij is namelijk gek op sappige bladeren. Maar ook plantenresten, wormen, insecten en fruit eet hij graag. Eigenlijk eet de slak alles wat los en vast zit.

Andere dieren zijn dol op een lekker slijmerig slakje, zoals egels, mollen, kikkers, spitsmuizen en verschillende vogels. De lijster maakt bijvoorbeeld met een steentje het slakkenhuisje kapot om op die manier de slak uit het huisje te kunnen opeten. Mieren proberen ook slakken te vangen, maar ze blijven meestal plakken in het glibberige slijm.

Niet alleen dieren, maar mensen eten ook graag slakken. In Franse restaurants staan ze vaak op de menukaart onder de naam ‘escargots’. Heb jij weleens een slak gegeten?

Tweeslachtig

Slakken zijn tweeslachtig. Dit betekent dat elke slak zowel mannelijk als vrouwelijk is. Iedere slak kan dus elke andere slak bevruchten. Sommige slakken kunnen zelfs zichzelf bevruchten. Na de paring ontwikkelen de bevruchte eitjes zich eerst in het lichaam van de slak. Na enkele weken graaft de slak een kuiltje in de grond en legt daar de eitjes in. Na twee tot drie weken kruipen er kleine slakjes uit. De jonge slakken hebben dan al een dun, zacht huisje.

Doen!

Voor deze opdracht heb je een paar slakken nodig. Slakken vind je bijvoorbeeld op vochtige plekken in de tuin. Als je een paar slakken hebt gevonden kan je ze in een plastic of glazen bak stoppen. Voordat je de slak in de bak stopt, moet je de bak eerst bedekken met wat aarde en plantenblaadjes. Pak de slak heel voorzichtig op bij het huisje. Knijp niet te hard, want anders maak je zijn huisje kapot. Zet de slak voorzichtig in de bak en spuit er met een plantenspuit een beetje water over. Nu kunnen we aan de opdracht beginnen!

Stap 1: Pak een doorzichtige plaat.
Stap 2: Pak de slakken voorzichtig bij hun huisje uit de bak en zet ze op de doorzichtige plaat.
Stap 3: Houd je slak goed in de gaten.
Stap 4: Pak een stopwatch, horloge, kookwekker of telefoon en zet de timer op twee minuten. Druk op start.
Stap 5: Zijn de twee minuten voorbij? Zet dan de slakken weer netjes terug in hun bakje.
Stap 6: Pak een stukje touw en leg hem naast jouw slakkenspoor.
Stap 7: Meet het touwtje op met behulp van een liniaal.
Stap 8: Is het touwtje tussen de 0 en 5 centimeter lang? Dan beweegt je slak gemiddeld 1 meter per uur. Is het touwtje tussen de 5 en 10 centimeter lang? Dan beweegt de slak gemiddeld 2,5 meter per uur. Tussen de 10 en 15 centimeter? Dan gaat de slak gemiddeld 4 meter per uur. Is je touwtje tussen de 15 en 20 centimeter lang? Dan kruipt je slak wel 5,5 meter per uur.

Zet na afloop van de opdracht de slak weer terug op de plek waar je hem hebt gevonden!

Wil je ook met andere dieren op reis? Klik hier

Dit artikel is tot stand gekomen dankzij informatie uit het lespakket van IVN Natuureducatie. Klik hier om het pakket te downloaden.

Contact
opnemen